Allard van Leerdam is ecoloog bij Staatsbosbeheer en houdt zich bezig met onderzoek op het raakvlak van ecologie en waterbeheer, daarnaast is hij lid van de programmaraad van het VIC.
Achtergrond
“Ik heb biologie gestudeerd aan de Universiteit van Utrecht. Als afgestudeerd ecoloog heb ik veel onderzoek gedaan op raakvlak van ecologie en waterbeheer. Bij Staatsbosbeheer houd ik me bezig met een breed palet aan natuur- en waterprojecten. Veel van mijn werkzaamheden zijn gericht op het Groene Hart, het plassen- en veenweidengebied. Daarbij houd ik me bezig met vraagstukken als: ‘Hoe houd je natuurgebieden voldoende nat, hoe zorg je voor voldoende waterkwaliteit en hoe zorg je voor goede relaties met de omgeving?’. Zo ben ik bijvoorbeeld actief binnen het gebiedsproces Groot Wilnis/Vinkenveen, waarbij we met diverse belanghebbenden (o.a. agrariërs, agrarische natuurvereniging, waterbeheerder, onder regie van de provincie) deze vraagstukken gezamenlijk aanpakken.
In het verleden ben ik ook betrokken geweest bij bodemsaneringsprojecten in of bij natuurgebieden zoals de Laarder Wasmeren en de Volgermeerpolder (Waterland). Vanuit een vervuilde plek, waar iedereen met een grote boog omheen loopt, is het een mooie uitdaging om een natuurgebied op te leveren dat past bij de omgeving. Sinds circa tien jaar ben ik naast een deeltijdbaan bij Staatsbosbeheer ook zelfstandig adviseur op het gebied van water en natuur.”
Binding met de veenweiden
“Het veenweidengebied is voor mij van jongs af aan al een bekend landschap, ik ben namelijk opgegroeid in Utrecht West en fietste toen al veel en ver de polder in. Ik voel me dan ook betrokken bij het gebied, en het is voor mij een voorrecht om nog steeds in dit mooie landschap te mogen werken. Direct na mijn afstuderen heb ik al veel veldwerk gedaan in het veenweidengebied, zo heb ik onder andere onderzoek gedaan naar veenweidensloten. Daarvoor brachten we de (a)biotiek van 750 sloten in kaart om een voorspellingsmodel te ontwikkelen om de invloed van verandering in waterkwaliteit op de (a)biotiek van de sloot te kunnen voorspellen. Hiermee is het mogelijk gebleken om voor sommige polders een betere waterinlaatbron te vinden, waarvan zowel de slootnatuur als het `drenkende vee’ profiteert. ”
Rol van het VIC
“Het sterke van het VIC is dat zij de onderzoek en advies verbindt, en vraagstukken integraal benadert. Daarnaast is een kracht van de locatie dat je kan experimenteren en dit in de praktijk kan laten zien. Naast het generen van kennis is het belangrijk in de communicatie om innovaties ook tastbaar te maken. Daardoor kan het VIC uitstralen dat je iets ànders kan doen/aanpakken en vervolgens laten zien hoe dit in de praktijk vorm krijgt. Het VIC kan laten zien dat je als agrariër iets te kiezen hebt, zodat de agrariër zelf na kan gaan of dit iets voor zijn bedrijf is. Zoals een strategie met minder peilverlaging en minder mest, waarvoor juist meer ruimte is in de overgang naar natuurgebieden.”
Icoon Veenweiden Veerkracht
“Veenweiden Veerkracht richt zich op het gehele ecosysteem en de optimale benutting hiervan. Lange tijd is het natuurbeheer in de veenweiden versimpeld tot weidevogels, maar het stimuleren van biodiversiteit vraagt om een benadering van het hele systeem/gebied, dus ook bijvoorbeeld de biodiversiteit in slootkanten. In en rondom de sloten is van nature veel biodiversiteit: het zijn in feite mini-moerasjes. Deze biodiversiteit is op veel plekken achteruit gegaan doordat hier minder aandacht voor was, soms ook binnen natuurgebieden. . Binnen het icoon Veenweiden Veerkracht kunnen we eenvoudige maatregelen opsporen die meer biodiversiteit stimuleren in het gehele ecosysteem. Dat die maatregelen bestaan, blijkt onder andere uit het succesvolle zwarte stern-project in de Venen”
Nieuw thema
“Er zijn meer ‘tussensmaken’ tussen natuur en landbouw. Zo is er bijvoorbeeld meer dan alleen streven naar de maximale productiviteit van graslandpercelen. Dat mag voor mij meer aandacht krijgen. De overgangen tussen natuur en landbouwpercelen kan je bijvoorbeeld anders vorm geven. Nu onttrekken hydrologische buffergebieden rondom reservaten grond aan de landbouw, maar natte landbouw kan een prima tussenschakel vormen als overgangsgebied. Voor een landbouwbedrijf met veel `natuurbeheerovereenkomsten’ kan een nabij natuurgebied het makkelijker maken om doelen te halen. Door meer ‘tussensmaken’ te ontwikkelen kan je per gebied met maatwerk een specifieke invulling geven aan landbouw en natuur. Als er vormen van (natte) landbouw ontwikkeld worden waarbij de bodemdaling vermindert, kunnen deze een prima alternatief vormen als buffergebied en agrariërs extra inkomsten opleveren.”