Artikel Veenweiden en klimaat

Veenweiden en klimaat

5 juni 2010 | Publicatie

Mogelijkheden voor mitigatie en adaptatie.

Door landbouwkundige drooglegging van veenweiden treedt krimp, inklinking en oxidatie van veenbodems op. Hierdoor daalt het maaiveld en komen broeikasgassen vrij. Door klimaatverandering zal dit proces toenemen. De opgave is om de bijdrage die het veenweidegebied levert aan het klimaatprobleem te verminderen, maar ook om dit gebied minder kwetsbaar te maken voor gevolgen van klimaatverandering zoals meer maaivelddaling, wateroverlast en verdroging.

Artikel Veenweiden en klimaat downloaden

 

Eeuwenlang had het Nederlandse veenweidegebied een hoog waterpeil. De bovengrond bleef door het jaar heen grotendeels verzadigd met water waardoor er nauwelijks veen kon verteren en het maaiveld slechts enkele millimeters per jaar daalde. Vanaf de jaren zestig van de vorige eeuw ging men over op diepere drooglegging om een moderne productielandbouw mogelijk te maken. Door diepere ontwatering van de bovengrond kan de lucht dieper de veenbodem indringen. Het aan zuurstof blootgestelde
veen wordt afgebroken wat sinds de zestiger en zeventiger jaren leidde tot een toename van maaivelddaling en extra emissie van broeikasgassen kooldioxide (CO2) en lachgas (N2O) met een factor 2 tot 5. Door oxidatie van veen is het areaal veengrond in Nederland in de afgelopen 30 tot 40 jaar met ongeveer 20% afgenomen. Jaarlijks verdwijnt in Nederland nog steeds gemiddeld 2.000 ha veengrond.

Er is dus alle reden tot zorg over de toekomst van de Nederlandse veenweidegebieden. Daarom is in het kader van het Bsik programma Leven met Water een meerjarig onderzoeksproject uitgevoerd onder de titel ‘Waarheen met het veen?’, in opdracht van een consortium met drie ministeries, drie provincies, vierwaterschappen, Natuurmonumenten en LTO-Noord. In het Bsik programma Klimaat voor Ruimte is tegelijkertijd onderzoek uitgevoerd naar de emissie van broeikasgassen in het veenweidegebied, mede in relatie tot de waterhuishouding. Resultaten van deze onderzoeksprojecten zijn samengevat in het boek ‘Waarheen met het veen’2 en gebruikt voor dit artikel.

Door Cees Kwakernaak, Jan van den Akker, Elmar Veenendaal, Ko van Huissteden en Petra Kroon