Veenweiden Veerkracht via natuurinclusieve landbouw
Binnen het nieuw te ontwikkelen icoon Veenweiden Veerkracht zoeken we naar mogelijkheden om de bedrijfsvoering van een melkveebedrijf meer te laten profiteren van de natuurlijke eigenschappen van de veenbodem en haar omgeving. Jan Willem Erisman, directeur van het Louis Bolk Instituut, helpt ons intensief dit icoon vorm te geven. In dit nieuwsbericht geeft hij een eerste toelichting hoe de veehouderij zich van een Controlemodel naar een Adaptatiemodel kan ontwikkelen.
Veenweiden Veerkracht heeft als doel de veerkracht van het landbouwsysteem Veenweiden te versterken door uit te gaan van de kracht van de natuur en daarmee de functionele biodiversiteit. Het streven is namelijk om het bestaande landbouwsysteem te ontwikkelen zodanig dat landbouw en natuur weer meer met elkaar in evenwicht worden gebracht en waarbij gebruikt gemaakt wordt van de meerwaarde die de natuur te bieden heeft.
Van controle naar adaptief
De landbouw levert een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse economie. Zo is Nederland een van de belangrijkste exportlanden van zuivel ter wereld. Veel van onze gewaardeerde biodiversiteit hebben wij te danken aan de landbouw. Neem bijvoorbeeld onze nationale vogel de grutto die in Nederland groot is geworden vanwege het graslandbeheer door boeren. Echter, door het streven naar maximalisatie van productie in het gangbare landbouwsysteem staat de biodiversiteit sterk onder druk, maar wordt ook de landbouw zelf bedreigd. De grond- en pachtprijzen zijn hoog, wat leidt tot een bedrijfsmodel gericht op kortetermijnwinst door intensieve productie waarbij ingezet wordt op kunstmest, gewasbeschermingsmiddelen en grondbewerkingen. Daardoor produceert de agrarische ondernemer zo veel mogelijk tegen zo laag mogelijke kosten, gericht op het beheersen van kortetermijnrisico’s, maar wel met een zeer beperkte marge. Voor dit Controlemodel betalen we inmiddels een forse prijs: naast uitspoeling van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen blijkt ook dat biodiversiteit hard terugloopt. De achteruitgang in het aantal nuttige flora- en faunasoorten (kruiden, bodemleven, bijen etc.) op en rond landbouwbedrijven is uitermate zorgwekkend. Maar biodiversiteit is de basis voor landbouw: die zorgt voor de productie en heeft een belangrijke stabiliserende werking: ziektes, plagen en schadelijke emissies blijven binnen de perken en bovendien levert biodiversiteit natuurwaarde op.
Bij het Adaptatiemodel wordt er anders gekeken: daar wordt uitgegaan van het versterken van de weerbaarheid van het landbouwsysteem. Door natuurlijke processen en functionele biodiversiteit juist te benutten in bodem, water, gewas, dier en bedrijf, vermindert de afhankelijkheid van externe middelen en vangt het systeem zelf de risico’s op van klimaat fluctuaties, ziekten en plagen.
Natuurinclusieve landbouw
Simpel geformuleerd komt het erop neer dat we de bodem weer centraal moeten stellen bij het in balans krijgen van productie en natuur. Het besef dat landbouw leunt op natuurlijke processen, en dat veel plant- en diersoorten afhankelijk zijn van agrarische landschappen, is de sleutel voor natuurinclusieve landbouw. Biodiversiteit is daarbij een noodzakelijke voorwaarde voor de voedselproductie. Vanuit de wetenschappelijke kennis resulteert dit in een conceptueel kader met vier samenhangende pijlers voor biodiversiteit voor natuurinclusieve melkveehouderij en akkerbouw. Het conceptueel kader voor biodiversiteit in de landbouw onderscheidt vier, onderling verbonden, pijlers van biodiversiteit. De biodiversiteit wordt verhoogd wanneer binnen alle vier de pijlers samenhangende maatregelen getroffen worden:
Het betreft een integraal kader en kan het beste verder ontwikkeld worden via een of meerdere pilots in het veenweide gebied om zo te ontwikkelen richting een veerkrachtig veenweidengebied.
Heeft u concrete ideeën/voorstellen om het veenweidengebied veerkrachtiger te maken? Neem dan contact op met Frank Lenssinck, via frank@veenweiden.nl