Louis Bolk Instituut

Adaptieve Landbouw

12 juli 2018 | Bericht

Met de start van de ‘Proeftuin Trots op de Krimpenerwaard’ wordt de transitie naar een adaptief landbouwmodel versnelt. VIC werkt al langer aan de transitie naar adaptieve landbouw, het benutten van de natuurlijke veerkracht, middels het icoon Veenweiden Veerkracht. Maar door implementatie in een specifieke polder, de Krimpenerwaard, krijgt adaptieve landbouw nu een impuls.
Jan Willem Erisman, directeur Louis Bolk Instituut schetst in het interview wat adaptieve landbouw is en wat het kan betekenen voor de melkveehouderij. Erisman: “Het betekent alles voor het voortbestaan van de melkveehouderij, zodat het voor altijd kan blijven bestaan in het gebied. Daarvoor moet je onderscheidend vermogen creëren, waardoor je een ander verdienmodel hebt.”

Wat is dat eigenlijk adaptieve landbouw?
Jan Willem Erisman: “Mijn visie is dat je met adaptieve landbouw niet de economie of productie centraal zet, maar de productiemiddelen, zoals bodemkwaliteit, waterkwaliteit en biodiversiteit. Daar maak je gebruik van. De rest laat je min of meer los, dat loslaten is de ‘adaptiviteit’. Met adaptieve landbouw werk je aan optimale productiemiddelen, bijvoorbeeld een optimale koegezondheid, bodemgezondheid en biodiversiteit. Het resultaat daarvan kan zijn dat er specifieke soorten komen, of een stabielere/hogere opbrengst wordt behaald.”

Wat is het verschil tussen adaptieve landbouw en natuurinclusieve landbouw?
“Natuurinclusieve landbouw zet naast productiemiddelen ook specifieke soorten centraal. Bijvoorbeeld een melkveebedrijf dat weidevogels wil houden, rooit daarvoor bomen om roofvogels te weren om daarmee het aantal van de specifieke soort, in dit geval weidevogels te verhogen. Om specifieke soorten te behouden worden andere soorten weggehaald. Er wordt dus ingegrepen in het systeem.
Bij adaptieve landbouw gaat het niet om specifieke soorten, maar over voedselproductie en landbouw, om dat optimaal in stand te houden. Door de kwaliteit van de productiemiddelen centraal te zetten. Resultante daarvan zijn specifieke soorten, opbrengst en economie. Zo kan je bijvoorbeeld het productiemiddel bodemkwaliteit centraal zetten en dit verbeteren met behulp van een kruidenrijkgrasland, voor een betere bodemstructuur en beworteling. Dit zorgt voor diversiteit in het grasland, waardoor het weerbaarder is. Daarnaast kan kruidenrijk grasland ook winst opleveren voor weidevogels, dat is dan een bijkomend resultaat.”, aldus Erisman.

Wat zijn de eerste stappen voor adaptieve landbouw?
“Een eerste stap waar je aan kan denken is het werken aan de bodemkwaliteit op bedrijfsniveau. Bijvoorbeeld onderwaterdrainage kan helpen om door aangepast peilbeheer de bodemkwaliteit te verbeteren en daarnaast winst te halen op het gebied van CO2 en bodemdaling.
Een andere stap is dat je gaat kijken naar het type grasland, beheer van het grasland en bemesting van het land. Dit is een specifieke zoektocht voor elk melkveehouder, met de vraag: ‘Wat is voor mijn bedrijf en percelen de beste manier om de bodemkwaliteit in stand te houden?’. Een middel om de bodemkwaliteit te verbeteren, zoals inzaai van kruiden, kan bijdragen aan een beter beheer van de bodem, en weerbaarder grasland. Maar vraagt misschien ook een andere aanpak van beweiding. Kortom alles hangt met elkaar samen. Werken aan verbeteren van één productiemiddel kan dus bijdragen aan het behalen van meerdere doelen.”, aldus Erisman.

Wat betekent adaptieve landbouw voor de melkveehouderij (in de Krimpenerwaard)?
Volgens Erisman is adaptieve landbouw een belangrijke stap: “Het betekent alles voor het voortbestaan van de melkveehouderij, zodat het voor altijd kan blijven bestaan in het gebied. Daarvoor moet je onderscheidend vermogen creëren, waardoor je een ander verdienmodel hebt. Bijvoorbeeld een eigen merk, of productievolume met hogere marktwaarde door smaak en karakter en waardering van de consument voor het behoud van een kwalitatief landschap. Daar zie ik op dit moment maatschappelijke aandacht voor. Zuivelbedrijven willen ‘topline’ melk. Hier kan je als gebied op inspelen door met gebiedseigen productie en kwaliteit een hogere marktwaarde te creëren. Dat zal niet makkelijk gaan en zal om een omwenteling vragen, maar het is wel mogelijk. Dan moet je wel durven om je te onderscheiden. Daar is ook waardering van de consument voor nodig, niet alleen voor producten, maar ook voor het gebied en landschap zelf. Dat is er al, daar moet je je kansen benutten.”

Wilt u meer weten over adaptieve landbouw? Neem dan contact op met Jan Willem Erisman, via J.Erisman@Louisbolk.nl